De meest algemene categorie in het aansprakelijkheidsrecht is de onrechtmatige daad. Specificaties van de onrechtmatige daad zijn de aansprakelijkheid op grond van produkt of dier.
Wil er sprake zijn van onrechtmatige daad, dan dienen de volgende voorwaarden zijn vervuld:
– een onrechtmatige gedraging
– dat tot schade leidt
– gepleegd is door de dader en hem de gedraging toegerekend kan worden
– waarbij er causaal verband dient te bestaan tussen de daad en de schade
– met inachtneming van relativiteit
Deze voorwaarden zijn neergelegd in artikel 6:162 BW en zijn voor de hand liggend. Een derde dient op een bepaalde wijze te hebben gehandeld waardoor er schade is geleden. De gedraging is niet afkomstig van de benadeelde, nu de benadeelde niet zichzelf aansprakelijk stelt en wil stellen. Onrechtmatig is die gedraging wanneer de dader iets doet of juist iets niet doet en daarmee in strijd handelt met een wettelijke plicht of hetgeen in de maatschappelijke verkeer wordt geacht. Je zou kunnen denken aan de situatie waarin je op stoep loopt en iemand je plots op de straat duwt, waarna je geraakt wordt door een auto. Iemand op straat duwen is een gedraging waarvan wij vinden dat het niet mag, omdat je daarmee iemand in gevaar brengt. Tegen een onrechtmatige gedraging is het mogelijk een rechtvaardigingsgrond in te brengen, hiermee geef je aan waarom je op die wijze hebt gehandeld en dat het daarmee niet toe te rekenen valt aan de benadeelde. Om dezelfde situatie te nemen, de dader is een tien jaar oud kind dat aan spelen was en de benadeelde daarbij – per ongeluk – heeft geduwd. Naar de wet genomen is aan een kind jonger dan veertien jaar een onrechtmatige gedraging niet toe te rekenen. Causaal verband betekent dat er een verband bestaat tussen het een en het ander, doordat het ene is gebeurd is ook het andere gebeurd. Soort oorzaak en gevolg. Een kind heeft de benadeelde op straat geduwd, maar de benadeelde spreekt de cassière van een supermarkt aan terwijl deze laatste op het moment van ongeluk bezig was in het magazijn. De rol die de cassière in de situatie speelt is nihil, vandaar dat er dan ook geen causaal verband is – er is ook geen onrechtmatige gedraging gepleegd door de dader. De vraag bij het causaal verband is of de schade ook zou zijn ontstaan zonder de gedraging. Zou de benadeelde ook worden aangereden indien het niet werd geduwd, de vraag dient in beginsel ontkennend beantwoord te worden. Een laatste voorwaarde is het relativiteitsbeginsel. Dit laatste houdt in dat de geschonden norm ertoe strekt de benadeelde te beschermen. Indien dat niet het geval is, het bereik treft niet de veiligheid van burgers en daarmee van de benadeelde, dan is er niet voldaan aan het beginsel en kan er geen sprake zijn van onrechtmatige daad. Een tandarts die werkt zonder vergunning schendt daarmee de norm dat patiënten probeert te beschermen. De onrechtmatige daad, dat de tandarts geen vergunning heeft, kan niet door andere tandartsen worden ingeroepen. Dit is uitgemaakt in een arrest.
Voorbeelden van onrechtmatige daad situaties zijn er talloos, vaak vallen bepaalde situaties in een meer specifieke categorie. Wanneer iemand een vaas breekt of een steen naar je gooit. Aansprakelijkheid ligt overal verscholen.