De Middeleeuwen van Parijs tot Nu

0
1400
blog placeholder

De Franse hoofdstad Parijs is al eeuwenlang een centrum van cultuur, zowel voor Europa als voor de rest van de wereld. De lichtstad is een interessante en veelzijdige stad met een rijke en veelbewogen geschiedenis, die prachtige gebouwen, musea vol met kunst en de typische, nostalgische Parijse sfeer heeft nagelaten.

De Oudheid en de Middeleeuwen

Al voor het begin van onze jaartelling werd het gebied waar Parijs nu ligt bewoond door een Gallische stam, de Parisii, een naam die was afgeleid van het Keltische woord voor moeras. De kern van hun woongebied werd gevormd door een nederzetting op een klein eilandje in de rivier de Seine, het huidige Île de la Cité. Julius Caesar veroverde de streek in het jaar 52 voor het begin van de jaartelling en noemde de nederzetting Lutetia Parisiorum. Lutetia, of Lùtece in het Frans, verdween uit de naam en het dorp ging verder als Paris. Het had een strategische ligging en breidde zich tijdens de Romeinse bezetting uit tot een belangrijk handelscentrum. Het eiland in de Seine werd daardoor veel te klein en de stad groeide door op de linkeroever van de rivier, waar je dan ook nog steeds resten van het Romeinse amfitheater en het badhuis vindt. Nadat het Romeinse rijk ingestort was, ging het een tijdje wat minder met Parijs. Toen in het jaar 509 de Frankische koning Clovis de stad tot een van de hoofdsteden van zijn koninkrijk maakte, nam de welvaart en de groei weer toe. Aan het eind van de negende eeuw werd Parijs een paar jaar lang regelmatig geplunderd door de Noormannen, waardoor de bewoners zich weer moesten terugtrekken op de eilandjes in de Seine. In de tiende eeuw werd het rustiger worden en kon men zich weer uitbreiden op de oevers. Tegen het jaar 1200 werd daar, in opdracht van koning Filips de tweede, een stadsmuur gebouwd die een gebied van zo´n 270 hectare omvatte. Parijs telde toen waarschijnlijk al meer dan 50.000 inwoners, wat in die tijd erg veel was. In de dertiende eeuw werd de moerassige rechteroever van de Seine drooggelegd en werd daar begonnen met de bouw van het Louvre. Op het Île de la Cité zelf begon men met de bouw van de kathedraal de Notre-Dame. Op de linkeroever werd de Sorbonne heel belangrijk, dit zou eeuwenlang de grootste universiteit van Europa zijn. Parijs was nu behalve hoofdstad en universiteitsstad ook het belangrijkste handelscentrum van Frankrijk. De bevolking bleef gestaag groeien tot zo´n tweehonderdduizend inwoners in de eerste helft van de veertiende eeuw.

Die periode was voor Parijs in een roerige tijd. Behalve oorlogen met Engeland kwam het Parijse volk regelmatig in opstand. Koning Karel V liet een nieuwe muur bouwen, die nu een gebied van zo´n 440 hectare beschermde. Het bevolkings-aantal was echter sterk gedaald door de pestepidemieën in de tweede helft van de veertiende eeuw en het oorlogsgeweld van de Honderdjarige Oorlog. Rond het jaar 1500 was de bevolking weer op hetzelfde peil van tweehonderd jaar daarvoor. Na de Engelse bezetting werd er opnieuw veel gebouwd, zoals bijvoorbeeld de Pont Neuf en les Jardins du Luxembourg. Aan het eind van de zestiende eeuw leed Frankrijk onder een aantal Godsdienstoorlogen, waarbij Parijs een katholiek bolwerk was. De fanatieke katholieke Parijzenaars hielden dapper stand ondanks herhaalde protestantse belegeringen.

De zeventiende tot en met de negentiende eeuw

In de zeventiende eeuw nam de bevolking verder toe, tot meer dan vijfhonderdduizend inwoners. Door de aanwezigheid van het Koninklijk Hof en een concentratie van de Franse adel, ontwikkelde de stad zich in een centrum voor industrieën van luxe-artikelen. Daarnaast werd de stad steeds meer het centrum van de Franse kunst, cultuur en wetenschap. Bijna iedereen die in de wetenschap of de kunst uitblonk, vestigde zich in Parijs. Dit ging ten koste van het culturele leven van de rest van Frankrijk, dat daarmee een grote provincie werd. Deze concentratie van cultuur in Parijs zou een probleem vormen waarmee Frankrijk nog drie eeuwen te kampen zou hebben. De koning zelf, “Le Roi Soleil” zonnekoning Lodewijk XIV, ontvluchtte zijn roerige hoofdstad en liet het paleis van Versailles bouwen.

In 1785 werd er weer een nieuwe muur gebouwd, die een gebied van 30 vierkante kilometer omringde, bijna twee maal zo groot als het toenmalig bebouwde gebied. Het doel van deze muur was niet om de stad tegen vijanden van buitenaf te beschermen, maar om het de inwoners moeilijker te maken om de bij de stadspoorten geïnde accijnzen te ontduiken. Het volk morde, en op 14 juli 1789 bestormden zij de Bastille, wat het beginpunt werd voor de Franse Revolutie. Voor Parijs was de periode van de Revolutie en het Keizerrijk van Napoleon I niet gunstig. De economie ging achteruit en de bevolking liep terug. Dit veranderde aan het begin van de negentiende eeuw onder invloed van de Industriële Revolutie. De stad groeide weer, waarbij rond 1840 het aantal van een miljoen inwoners werd gehaald. De ruimte binnen de “belastingsmuur”, die overeenkomt met de huidige arrondissementen 1 tot en met 11, was volgebouwd en buiten de muur begonnen zich voorsteden te vormen. De Parijse bevolking was gemiddeld veel radicaler dan die van de rest van Frankrijk en de stad was een broeinest van het socialisme. In Parijs begonnen dan ook de revoluties van de negentiende eeuw, die oversloegen naar de rest van Europa.

Het stratenplan van Parijs was destijds nog Middeleeuws, met veel smalle straatjes. De enige brede boulevards, een woord dat is afgeleid van het Nederlandse “bolwerk” lagen op de plaats van de gesloopte veertiende eeuwse muren en grachten. Napoleon III gaf Georges-Eugène Haussmann de opdracht om Parijs eens grondig te verbouwen. Ook andere straten werden verbreed tot rechte boulevards, een operatie waarbij duizenden huizen werden gesloopt. Het karakteristieke stadsbeeld van de Parijse binnenstad wordt nog steeds bepaald door deze ingreep.

Aan het eind van de negentiende eeuw was de bevolking gestegen tot bijna twee miljoen. Er werd buiten de bebouwde kom een nieuwe verdedigingsgordel aangelegd, met veel kleine forten. Deze gordel vormt min of meer de grens van het huidige centrum van Parijs en de forten zijn te herkennen als de eindpunten van de metro als Porte de Clignancourt, Porte de l´Orleans en dergelijke. Tijdens de Derde Republiek bloeide de Parijse cultuur tot de “Belle Epoque”. In deze periode werd Parijs voor Europa het symbool van elegantie, goede smaak en frivoliteit. De technologische vernieuwingen werden verbeeld in onder andere de Eiffeltoren en de Sacré-Coeur werd gebouwd in de toenmalige buitenwijk Montmartre. Typisch Parijse cabarets als de Moulin Rouge werden wereldberoemd.

De twintigste en eenentwintigste eeuw

Aan het begin van de twintigste eeuw was de bevolking van de gemeente Parijs uitgebreid tot meer dan tweeënhalf miljoen inwoners, maar buiten de stadsgrenzen groeiden de nieuwe voorsteden even hard. In de zogenaamde “banlieu” woonden toen al ruim een miljoen mensen. Dit was vooral de arbeidersbevolking, die de binnenstad met zijn hoge huren moest ontvluchten. De gemeente Parijs werd daardoor steeds conservatiever en werd omringd door de “rode gordel” van de slaapsteden.

In 1900 werd de eerste metrolijn gebouwd en in de jaren erna werd het metro-net gestaag uitgebouwd. Aan de optimistische en vrolijke Belle Epoque kwam een einde door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Dit bracht niet alleen een zware ontgoocheling teweeg, maar ook de verdeeldheid tussen de maatschappelijke klassen werd steeds scherper zichtbaar. In de periode tussen de twee wereldoorlogen raakte Parijs, net als de rest van Frankrijk in de versukkeling. In 1940 werd de stad door de Duitsers bezet. Toen de geallieerden in 1944 Parijs naderden had de Duitse bevelhebber Von Choltitz van Hitler het bevel gekregen de stad op te blazen. Gelukkig weigerde de generaal dit bevel uit te voeren en konden de geallieerden de Franse troepen hun eigen hoofdstad laten bevrijden.

Rond 1950 had de Parijse binnenstad nog steeds 2.800.000 inwoners, maar de banlieu bleef doorgroeien en telde inmiddels bijna tweeënhalf miljoen inwoners. Tijdens de Vijfde Franse Republiek kwamen er weer wat impulsen in Frankrijk en de hoofdstad. Er werden talloze grote bouwprojecten opgepakt, zoals de zakenwijk “La Défense”, het museum voor moderne kunst Centre Pompidou en het Musée d’Orsay. Ook in onze eenentwintigste eeuw is Parijs nog steeds roerig door de grote verschillen tussen rijk en arm. Miljoenen Marokkanen en Algerijnen emigreerden naar Frankrijk, waarvan het merendeel in banlieu terechtkwam, hetgeen tot ernstige integratie-problemen, en zo nu en dan rellen, leidt. De bevolking van de gemeente Parijs is inmiddels gedaald tot zo´n twee miljoen, terwijl die van de banlieu tot acht miljoen is doorgegroeid. Of het Parijs zal lukken om de eeuwenoude, grote kloof tussen rijk en arm te dichten, zal de toekomst moeten leren.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here