Wat betekent een WW-uitkering?
Een WW-uitkering is een uitkering op grond van de WerkloosheidsWet. Deze Wet bepaalt dat in bepaalde gevallen van werkloosheid, de werkloze een aanspraak mag maken op de uitkering. Wil de werkloze een WW-uitkering ontvangen, dan moet deze wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De uitkering wordt betaald uit tweetal fondsen: de algemen werkloosheidsfonds en de sectorfonds. De UWV bepaalt of men in aanmerking komt voor een WW-uitkering.*
Wie maakt aanspraak op een WW-uitkering?
De werknemer
Een eerste voorwaarde is dat de werkloze een werknemer is in de zin van de Wet. Een werknemer is een persoon jonger dan 65 jaar die een arbeidsovereenkomst heeft of is aangesteld door een bestuursorgaan.
Wanneer de persoon boven de 65 jaar is, dan ontvangt hij een AOW-uitkering. Een ambtenaar wordt door een bestuursorgaan (bijvoorbeeld de gemeente) aangesteld. Het bestaan van een arbeidsovereenkomst is dus nodig. Dit betekent dat een zelfstandige, in beginsel, niet onder de werking van de Wet valt.
Of je een arbeidsovereenkomst hebt, wordt beoordeeld aan de hand van een drietal vragen: is er arbeid? Is er loon voor die arbeid? Is er een gezagsverhouding tussen de werknemer en de werkgever?**
Soms bestaat er geen expliciete arbeidsovereenkomst, maar kan er wel sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking. De Wet beschouwt bepaalde fictieve dienstbetrekkingen ook als arbeidsverhoudingen die onder de Wet vallen. Daarnaast geeft de Wet aan welke personen, hoewel ze wellicht als werknemer gezien kunnen worden, niet onder de Wet vallen en dus geen aanspraak op een WW-uitkering kunnen maken. De directeur-grootaandeelhouder (een directeur van een rechtspersoon die tevens meer dan 50% aandelen in die onderneming houdt) is uitgesloten van een WW-uitkering. Hetzelfde geldt voor een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft. Een persoon die werkzaam is voor een werkgever die niet verplicht is om loonbelasting in te houden, kan ook geen aanspraak maken op een WW-uitkering.
Werkloos zijn
Een WW-uitkering ziet toe op de werkloze. De persoon die kwalificeert als een werknemer in de zin van het bovenstaande, dient werkloos te zijn. De Wet stelt drie voorwaarden aan het werkloos zijn, aan elk voorwaarde moet voldaan worden. Op de eerste plaats dient de persoon een relevant arbeidsurenverlies lijden. Dit is een verlies van ten minste 5 uren. Het arbeidsurenverlies wordt berekend door te kijken naar de afgelopen 26 weken voor de eerste werkloosheidsdag. Indien in die periode niet constant is gewerkt, wordt het arbeidsurenverlies bepaald aan de hand van het gemiddelde.
Een voorbeeld. Meneer Groothuizen 36 uur per week. Zijn werkgever bepaalt dat hij in het vervolg voor maar 30 uur per week mag werken. Meneer Groothuizen heeft een arbeidsurenverlies van 6 uur. Wanneer meneer Groothuizen in de afgelopen 26 weken, 13 weken 30 uur heeft gewerkt en de andere 13 weken 36 uur heeft gewerkt, dan is er geen relevant arbeidsurenverlies. Het gemiddelde over de 26 weken is namelijk 33 uur wat een terugval van 3 uur betekent(van33 uur naar 30 uur).
Er kan ook sprake zijn van een arbeidsurenverlies wanneer de persoon weliswaar niet 5 uur verliest maar wel de helft van zijn arbeidsuren. Hierbij kan men denken aan een parttimer die voor 8 uur werkt en vervolgens slechts 4 uur mag werken. De parttimer verliest 4 uur, de helft van het totaal.
Een tweede voorwaarde is dat men het recht op loon over die verloren arbeidsuren verliest. Tijdens de opzegtermijn heeft men nog wel recht op loon, dus dan is er nog geen sprake van werkloosheid. Wanneer de arbeidsovereenkomst door de rechter wordt ontbonden, dan wordt er eerst gekeken naar de fictieve opzegtermijn waardoor het recht op een WW-uitkering wordt uitgesteld tot aan de fictieve einddatum (ook al is deze veel later dan de werkelijke arbeidsloosheid).
Een derde voorwaarde is dat de persoon beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. Deze voorwaarde ziet toe op personen die ontslagen raken en vervolgens naar het buitenland gaan om aldaar een bedrijf op te zetten en tegelijkertijd een WW-uitkering proberen op te strijken.
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt, is of blijft. Is er sprake van verwijtbaarheid, dan neemt de UWV maatregelen. Een sanctie kan zijn om de uitkering blijvend geheel te weigeren.Gewerkt hebben
De Wet stelt een wekeneis als ontstaansvoorwaarde voor de WW-uitkering. De wekeneis houdt in dat de persoon in ten minste 26 weken van de 36 weken onmiddel voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag, moet hebben gewerkt. Een week telt al mee als je één uur in die week hebt gewerkt. Daarnaast is het niet nodig dat men al die weken bij dezelfde werkgever heeft gewerkt. Verschillende baantjes kunnen worden opgeteld. Optellen van parallele baantjes, je werkt tegelijkertijd voor twee werkgevers, kan niet.
Afwezigheid van uitsluitingsgronden
Ondanks dat je aan alle voorgaande voorwaarden voldoet, kan je alsnog geen aanspraak maken op een WW-uitkering als zich een uitsluitingsgrond voordoet. Uitsluitingsgronden zijn dat je in detentie zit, 65 jaar bent (geworden), op vakantie gaat (tenzij je recht hebt op vakantie), al een ziektewet-uitkering of een arbeidsongeschiktheid-uitkering ontvangt, buiten Nederland (buiten EU) verblijft.
Duur van de uitkering
De WW-uitkering duurt in eerste instantie drie maanden. Na drie maanden is het mogelijk om de WW-uitkering te verlengen. Om de uitkering te kunnen verlengen, moet je voldoen aan de 4 uit 5-eis. Deze eis stelt dat de werknemer gedurende de afgelopen 5 jaar voorafgaande aan het jaar van werkloosheid tenminste 4 jaar heeft gewerkt voor een periode van ten minste 52 dagen per jaar. Een voorbeeld. Mevrouw Kampe werkt al jaren full-time voor een groothandelaar. Door de economische malaise wordt zij in 2011 ontslagen. Zij krijgt een WW-uitkering, maar na drie maanden kan ze nog steeds geen werk vinden en dient ze een aanvraag voor verlening van de WW-uitkering in. De periode waar naar wordt gekeken is 2010-2006.
De duur van de verlengde uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de persoon. Hoe langer de arbeidsverleden, hoe langer de WW-uitkering duurt. Het arbeidsverleden wordt als volgt berekend:
– Vanaf het kalenderjaar waarin de persoon 18 wordt tot 1998
– De kalenderjaren met ten minste 52 loondagen vanaf 1998 tot het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van ontslag
Deze kalenderjaren telt men op en ieder kalenderjaar staat voor 1 maand. Om terug te komen op het voorbeeld van mevrouw Kampe. Mevrouw Kampe is geboren in 1970 en werkt sinds haar 25e bij de groothandelaar. Het arbeidsverleden van mevrouw Kampe is:
– (1970 + 18 = 1988) – 1998 = 10 jaar
– 1998 – 2010 = 12 jaar
Mevrouw Kampe heeft een verlengde uitkering van 22 maanden. In totaal duurt haar uitkering 25 maanden.
Hoogte van de uitkering
De hoogte van de WW-uitkering is voor de eerste twee maanden 75% van het dagloon en daarna (ook in de verlengde periode) 70% van het dagloon. Het dagloon is gemaximeerd, dus verdien je meer dan het gemaximeerde dagloon, dan ontvang je alleen de percentages van het gemaximeerde dagloon.
Einde van de uitkering
Een uitkering eindigt wanneer je niet meer gezien kunt worden als werknemer, bijvoorbeeld omdat je de politiek ingaat en volksvertegenwoordiger wordt. Het is wel mogelijk om de hoedanigheid van werknemer weer te herkrijgen. Wanneer je niet meer werkloos bent, eindigt de WW-uitkering. Een andere beëindigingsgrond is dat zich een uitsluitingsgrond, zie hierboven, voordoet. Tot slot eindigt de uitkering wanneer de maximale uitkeringsduur is bereikt.
* Op de website van de UWV kunt u lezen welke stappen u moet zetten om een uitkering aan te vragen: www.uwv.nl/Werkloos/fasevragen/Ik_vraag_een_WW-uitkering_aan/Ik_wil_een_uitkering_aanvragen.aspx#26213411
** Voor meer informatie over de arbeidsovereenkomst, zie: www.artikeltjes.com/artikeltjes/577/1/De-arbeidsovereenkomst/Page1.html