Een kalender is een systeem voor het indelen van de tijd in overzichtelijke stukjes, zoals dagen, weken, maanden, jaren en eeuwen. Deze tijdrekening bestaat niet in de natuur, ze is door de mens verzonnen, maar is doorgaans wel gebaseerd op astronomische verschijnselen. De papieren, of digitale, weergave van een kalender wordt eveneens kalender genoemd. Een kalender bepaalt de lengte en de onderverdeling van het jaar en is gebaseerd op verschijnselen in de astronomie, zoals de omloop van de aarde rond de zon of het wassen en afnemen van de maan. Een kalender is gekoppeld aan een jaartelling, die vaak is gebaseerd op een historisch gebeurtenis of andere zaken die bij de invoering van die bepaalde kalender als een beginpunt van de beschaving wordt gezien.
De Joodse kalender heeft bijvoorbeeld het tijdstip van de schepping als jaar 0, een tijdstip dat volgens onze kalender viel op 7 oktober in het jaar 3761 voor het begin van onze jaartelling. Volgens Byzantijnse geleerden had de schepping van de wereld al eerder plaatsgevonden, waardoor de Byzantijnse kalender start in het jaar 5508 voor het begin van onze jaartelling.
De verschillende kalendersystemen
Omdat het gebruik van een kalender niet iets natuurlijks is, maar afhankelijk van afspraken tussen mensen, zijn er ook veel verschillende kalendersystemen en kalenders. Allereerst kun je het onderscheid maken tussen maankalenders en zonnekalenders. In de Oudheid gebruikte men de kalender vooral om belangrijke momenten in de landbouw en veeteelt vast te stellen, bijvoorbeeld zaaien, oogsten en dieren laten paren. De eenvoudigste manier hiervoor is het volgen van de maan en de oudste kalenders gaan dan ook uit van een maanjaar. Een maanjaar heeft twaalf lunaties die ieder ongeveer negenentwintig en een halve dag duren. De maanmaand is de periode tussen bijvoorbeeld twee opeenvolgende nieuwe manen of volle manen. Door afwisselend maanden te gebruiken van negenentwintig en van dertig dagen, benader je het gemiddelde van 29,5 dagen.
Omdat de maanmaand in werkelijkheid iets langer duurt, heb je na ongeveer drie jaar al een dag achterstand die je moet oplossen met schrikkeldagen. Deze correcties werden door verschillende culturen op verschillende manieren uitgevoerd, maar dan valt er best te leven met een maankalender. De islamitische kalender is een voorbeeld van een maankalender die nog steeds in gebruik is. Dit is ook de reden dat de maand Ramadan samenvalt met verschillende maanden van ons zonnejaar.
Toch gingen veel volkeren uiteindelijk over op een zogenaamde luni-solaire kalender, een maankalender die ook rekening houdt met het zonnejaar. De oude Griekse kalender bevatte het maanjaar van 354 dagen, waaraan iedere acht jaar drie keer een maand van dertig dagen werd toegevoegd. Ook de “cyclus van Meton” kan een oplossing bieden. De oude Babyloniërs hadden al ontdekt dat negentien zonnejaren 235 lunaties bevatten. Dit houdt in dat na 6940 dagen zowel de zon als de maan weer op dezelfde positie staan. Deze maancyclus wordt ook tegenwoordig nog gebruikt om de datum van Pasen, en daarmee aswoensdag en het carnaval, te bepalen. Een ander voorbeeld van een luni-solaire kalender is de Joodse kalender.
Maar uiteindelijk heeft de Romeinse kalender, een zonnekalender, het qua nauwkeurigheid toch gewonnen. Bij de zonnekalender worden de seizoenen niet bepaald aan de hand van de maanstanden, maar aan de hand van de zonnewendes en de nachteveningen. Zonnewendes zijn de momenten in het jaar waarop de dagen korter of langer worden en op de nachtevening zijn, twee keer per jaar, dag en nacht even lang.
De opeenvolgende Romeinse kalenders
Het woord “kalender” komt van het Latijnse woord “calendae”, de eerste dag van de maand in de Romeinse tijdrekening. Hoewel de oude Egyptenaren al veel eerder een kalender gebruikten die was gebaseerd op 365 dagen, wordt in West Europa al eeuwenlang de Romeinse kalender gehanteerd. Deze werd sinds de stichting van Rome in de achtste eeuw voor het begin van onze jaartelling opgesteld, en wordt nog steeds door ons gebruikt hoewel er behoorlijk aan gesleuteld is. Eigenlijk begon hij als maankalender, die in de loop der tijd een zonnekalender is geworden. Met de laatste versie, die werd ingevoerd in het jaar 1582 door Paus Gregorius XIII, kwamen we uiteindelijk net als de Egyptenaren aan de 365 dagen. Dit klopt het beste met de omlooptijd van de aarde om de zon. Nog steeds niet helemaal, vandaar dat er elke vier jaar een schrikkeldag ingepast moet worden. De eerste Romeinse kalender had 304 dagen, die werden verdeeld over tien maanden, plus ongeveer zestig dagen in de winter. Dit aantal dagen was niet nauwkeurig omschreven, zodat men hier naar behoefte mee kon “schrikkelen” om toch goed uit te komen. De opvolger, de Juliaanse kalender, was gebaseerd op een jaar van 365 en een kwart dag en iedere vier jaar een schrikkeldag. Deze kalender werd in het jaar 45 voor het begin van onze jaartelling ingevoerd door Julius Caesar en een paar eeuwen later door het Concilie van Nicaea geaccepteerd als de officiële kalender van de Rooms Katholieke kerk. Na de bekering van de Romeinse Keizer Constantijn tot het christendom in de vierde eeuw, vond er een aanpassing van de Romeinse kalender plaats met grote gevolgen. Het Christendom werd staatsgodsdienst, waarbij het begrip “week” volgens de Bijbel werd geïntroduceerd. Ongeacht wat de kalendermaand en -dag was, werd de tijd ingedeeld in perioden van zeven dagen. Deze nieuwigheid was gebaseerd op het verhaal dat God de wereld in zes dagen had geschapen waarna de zevende dag een rustdag werd. Erg fanatiek was keizer Constantijn overigens niet. Hij hield de titel Pontifex Maximum, opperpriester van de Romeinse godsdienst, en liet zich pas op zijn sterfbed dopen. Mogelijk verklaart dit waarom de dagen van de week weliswaar werden ingevoerd, maar geen typisch christelijke namen kregen. Zij kregen de namen van de planeten en de daarmee corresponderende Romeinse goden, zoals Mars voor dinsdag, Jupiter voor donderdag en Venus voor vrijdag. In het Nederlands zijn, in tegenstelling tot het Latijn, Frans en Spaans, de Romeinse godennamen helemaal niet herkenbaar. Dat komt weer omdat in de Noordelijke streken net zo makkelijk de Noordse goden hun naam aan de weekdagen mochten geven. Behalve zaterdag, zondag en maandag zijn de dagen genoemd naar de plaatselijke goden Tyr, Wodan, Donar en Freya.
Zo is de Juliaanse kalender met de toevoeging van het zeven-dagen systeem, eeuwenlang gebruikt. Op den duur ging hij steeds verder achterlopen, omdat het zonnejaar in werkelijkheid toch iets korter was dan het Juliaanse kalenderjaar. In het jaar 1582 werd hij door de Rooms-Katholieke Kerk vervangen door de nog preciezere Gregoriaanse kalender. Dit is onze huidige kalender. Omdat de kalender gekoppeld was aan de Rooms Katholieke kerk, is de Gregoriaanse kalender niet overal in Europa op hetzelfde moment in gebruik genomen. Protestante landen zoals Groot Brittannië bleven nog langer de Juliaanse kalender gebruiken. In Rusland gebeurde dat zelfs tot aan de revolutie van 1917, terwijl de Russisch Orthodoxe kerk nu nog steeds de Juliaanse kalender gebruikt. Daardoor valt hun Kerstfeest dertien dagen later dan het Kerstmis in landen met de Gregoriaanse kalender.
Andere kalenders
Onze Gregoriaanse kalender is niet voor iedereen zo vanzelfsprekend en universeel als het lijkt. Tijdens de Franse Revolutie werd er bijvoorbeeld in Frankrijk een nieuwe kalender ingevoerd. Toen in 1792 de eerste Franse republiek uit werd geroepen, begon men met een geheel nieuwe jaartelling. Niet alleen het begin van de jaartelling werd herzien maar ook de kalender zelf. Elk kalenderjaar begon op de dag van de herfstnacht-evening en bestond uit twaalf maanden van dertig dagen. Met vijf of zes losse dagen werd het revolutionaire kalenderjaar weer kloppend gemaakt met de feitelijke omloop van de zon. De Franse revolutionaire jaartelling beviel niet echt en op 1 januari 1806 ging men weer over op de Gregoriaanse kalender, met als beginpunt de geboorte van Jezus Christus.
Ook tegenwoordig zijn er over de hele wereld nog een aantal afwijkende kalenders. Zo volgt de kalender van Taiwan onze Gregoriaanse kalender, maar begint te tellen in ons jaar 1911. In dit jaar riep Dr. Sun Yat-sen de Chinese Republiek uit en toen Generaal Chiang Kai-shek met zijn Kwomintang in 1949 naar Taiwan vluchtte, heeft hij de teller op het jaar 38 gezet. Ook de officiële kalender van Noord-Korea, de Juche-kalender, is gewoon Gregoriaans maar met een eigen beginpunt. Voor ons is dat het jaar 1912 waarin Kim Il Sung werd geboren. Merkwaardig genoeg heeft de Juche jaartelling geen jaren voor het begin van de jaartelling.
Voor de toekomst kan onze zonnekalender eveneens onhandig blijken, aangezien deze is gebaseerd op de omlooptijd van de aarde om de zon. Om problemen tijdens de kolonisatie van Mars te voorkomen heeft Thomas Gangale de Darische kalender ontwikkeld. De omlooptijd van Mars rond de zon en de duur van de dag op Mars waren zijn uitgangspunten. Het Darische Marsjaar heeft 24 maanden van 27 of 28 dagen.