Omzetbelasting

0
930
blog placeholder

Wanneer

Er wordt belasting geheven over de omzet van:

 

Levering van goederen en diensten
Intracommunautaire verwervingen van goederen

Invoer van goederen

Intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen in Nederland

De meest bekende en dagelijkse vorm van omzetbelasting is die van levering van goederen en diensten. Koopt men producten in de supermarkt dan krijgt men te maken de omzetbelasting. Koopt men een nieuwbouw woning dan betaalt men geen overdrachtsbelasting maar omzetbelasting. Omzetbelasting is dus overal te vinden.

 

Wie

De omzetbelasting is belasting dat voor rekening van de ondernemer komt. De ondernemer is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een bedrijf zelfstandig uitoefent (artikel 7 Wet op de Omzetbelasting 1968). Deze definitie omvat niet alleen de BV of de NV, maar ook de eenmanszaak. De ondernemer dient belasting te betalen over elk verkocht goed (indien we spreken over de levering van goederen en diensten), tenzij het goed is vrijgesteld. In de praktijk berekent de ondernemer doorgaans de belasting door in de verkoopprijs. De feitelijke situatie is dat de klant de belasting betaalt.

 

Hoe

De belasting wordt berekend over de vergoeding (artikel 8 Wet op de Omzetbelasting 1968), indien we het hebben over levering van goederen en diensten. Vergoeding dient als volgt uitgelegd te worden, het totale bedrag dan wel de waarde van de tegenprestatie dat in rekening wordt gebracht ter zake van de levering van het goed of de dienst exclusief de omzetbelasting. In andere woorden, het bedrag exclusief de BTW waarvoor de verkoper het goed of de dienst aanbiedt. De belasting wordt gesteld op 19% tenzij  er sprake is van levering van goederen of diensten genoemd in de tabellen I en II van de Wet op de Omzetbelasting 1968. Komt een levering of dienst voor in tabel I van de Wet dan dient men 6% belasting te heffen. De belasting voor tabel II is gesteld op nihil. Dit laatste is niet hetzelfde als vrijstelling. De 19% belasting wordt geheven over kleding zoals een nachthemd. Verkoopt men voedingsmiddelen dan betaalt men 6% (Tabel I onder a onder 1).    

In artikel 11 van de Wet zijn vrijstellingen opgenomen. Een vrijstelling betekent dat men hierover geen belasting hoeft te betalen. Voorbeelden hiervan zijn de levering van een bestaande woning en de diensten van een lijkbezorger. De overeenkomst tussen vrijstellingen en het nultarief zijn dat men in beide gevallen geen belasting hoeft te betalen. Een verschil, en daarmee de grote consequentie, is de voorbelasting.

 

Voorbelasting

Elke ondernemer berekent in zijn prijs de omzetbelasting door. Vormt het product een keten van ondernemers dan dragen de ondernemers elkanders omzetbelasting. Uiteindelijk zal de laatste in de keten, de klant, de omzetbelasting dragen. Naar fiscaal recht genomen is het niet de klant die de belasting dient te betalen, maar de feitelijke situatie brengt dit wel mee. Dit is niet in strijd met het recht, want het is de ondernemer toegestaan de prijs van zijn of haar product hoger uit te laten vallen zodat daaruit de omzetbelasting voldaan kan worden. Stel bedrijf X verkoopt stoelen voor € 50 inclusief BTW per stuk. Bedrijf X koopt de stoelen van bedrijf Y. Deze laatste maakt de stoelen van hout. De materialen van de stoelen worden door bedrijf Y ingekocht bij bedrijf Z.

In dit voorbeeld onderscheiden wij vier fasen in de keten: bedrijf Z, bedrijf Y, bedrijf X, de klant. Bedrijf Z dient omzetbelasting te betalen voor elk goed of dienst, dit berekent zij door in haar prijs aan bedrijf Y. Bedrijf Y dient op zijn beurt belasting te betalen over de gemaakte stoelen. Deze belasting wordt doorberekend in de prijs aan bedrijf X. Wanneer bedrijf X belasting moet betalen, wordt dit meegenomen in de prijs voor de klant.

In de keten draait elk bedrijf op voor de belasting van een ander. Nu is het mogelijk om de belasting die in rekening wordt gebracht door de ander terug te vragen van de belastingdienst. Dit wordt ook wel de voorbelasting genoemd. Zo kan bedrijf X de belasting die bedrijf Y in rekening brengt, terugvragen. Wil men voorbelasting kunnen aftrekken dan moet men 1. ondernemer zijn en 2. geen vrijgestelde prestaties verrichten. Op grond van de eerste eis kan de eindgebruiker, de klant, geen belasting terugvragen tenzij de klant een bedrijf is. Het bedrijf A koopt stoelen van X voor het kantoor van A. In dat geval kan A voorbelasting aftrekken. Ten tweede dient de ondernemer, bedrijf A in het voorbeeld, geen vrijgestelde prestaties verrichten. Is bedrijf A een lijkenbezorger, dan kan het geen belasting aftrekken want de diensten van een lijkenbezorger zijn vrijgesteld. Dit illustreert het verschil tussen vrijstelling en het nultarief. Verricht met diensten of levert men goederen die een nultarief hebben, dan kan men de voorbelasting wel terugvragen. Voor bepaalde diensten of goederen is het niet mogelijk om voorbelasting af te trekken. De belasting voor een dure zakelijke lunch kan niet worden afgetrokken (artikel 15 van de Wet). Om terug te komen op het voorbeeld, de stoelen kosten € 50 per stuk inclusief BTW van 19%. Dit betekent dat de werkelijke prijs (“de vergoeding”)  50/1,19= € 42,02. Bedrijf X betaalt 50-42,02= € 7,98 aan de belastingdienst. Bedrijf A trekt € 7,98 af als voorbelasting.  

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here