Inkomstenbelasting uit box 3

0
778
blog placeholder

Wat wordt belast?

De wetgever belast de volgende vormen van inkomen in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting:

de spaarrekeningde tweede woningschulden met een gezamenlijke waarde van meer dan € 2900zaken die niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt/verbruikt zaken die men wel voor persoonlijke doeleinden gebruikt/verbruikt maar het hoofddoel is beleggingmaatschappelijke beleggingenaandelen minder dan 5%

 

Om het bedrag over de spaarrekening te berekenen, dient men het bedrag op 1 januari van het jaar en het bedrag op 31 januari van het jaar te nemen. Bij de tweede woning maakt de wetgever een onderscheid. Staat de woning in belangrijke mate ter beschikking, dan dient men de WOZ-waarde van de woning als uitgangspunt te nemen. In belangrijke mate ter beschikking wordt in de jurisprudentie uitgelegd als 30%. Wordt de woning het hele jaar door verhuurd, dan staat de woning in zijn geheel niet ter beschikking. In dat laatste geval dient men de waarde van de woning in het economische verkeer te hanteren. Ook schulden kunnen onder de inkomstenbelasting vallen. Schulden in het kader van de rijksbelasting worden niet meegenomen. De schulden samen dienen meer dan € 2900 te zijn, is het minder dan tellen de schulden niet mee. Zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt, is bijvoorbeeld een dure auto. Dient de auto als belegging (een oldtimer waarmee weinig tot niet wordt gereden), dan wordt het wel gezien als een inkomstenbron. Een ander voorbeeld is kunst. Schilderijen zijn zaken die men voor persoonlijke doeleinden gebruikt (men hangt het in huis), maar ze dienen als belegging. Dienen de schilderijen niet als belegging, dan zijn ze vrijgesteld. Belegt men in zaken die ten gunste komen van de maatschappij, dan is de belegging vrijgesteld tot een gezamenlijk maximum van € 55 145. Bij maatschappelijke beleggingen kan men denken aan groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen. Heeft men aandelen in een bedrijf, dan worden zij belast. De wetgever maakt onderscheid in aandelen die worden aangemerkt als aanmerkelijk belang (meer dan 5%) en aandelen die worden aangemerkt als een voordeel uit sparen en beleggen (minder dan 5%).

 

Hoe wordt het belast?

Het voordeel uit sparen en beleggen wordt als volgt berekend. Men rekent het totaal van de verschillende zaken op 1 januari en het totaal van de zaken op 31 januari. Men telt beide bedragen bij elkaar op en deelt het bedrag door twee (het gemiddelde). Hiervan trekt men het heffingsvrij vermogen af. Dat is € 20 661 of indien er partners zijn € 41 322. Zijn er minderjarige kinderen waarover de ouder het gezag heeft, dan telt men € 2762 per kind op € 20 661 of € 41 322 (afhankelijk van de situatie of er wel of geen partner is). Het bedrag wat men krijg na de aftrek van het heffingsvrij vermogen, is het bedrag waarover forfaitair wordt berekend. Het forfaitair rendement is gesteld op 4%. Het doet er niet toe of men daadwerkelijk voordelen trekt uit het sparen en beleggen of dat men verlies draait. Het forfaitair rendement kan dus zowel gunstig als ongunstig uitpakken. Van het bedrag dient men het progressieve tarief van 30% toe te passen.

 

Voorbeeld

Jan Peter is 23 jaar en woont in Assen. Hij heeft van zijn moeder een huis in Maastricht geërfd met een WOZ-waarde van €150 000 en een waarde in het economisch verkeer van € 100 000. Daarnaast heeft Jan Peter op 1 juli 2006 aandelenportefeuille verwerft van €4000. Op de spaarrekening van Jan Peter staat een bedrag van € 6000 (dit is het hele jaar door ongewijzigd gebleven). Hoeveel belasting dien Jan Peter te betalen? Jan Peter woont in een huis in Assen, dat huis wordt aangemerkt als een eigen huis. Dit huis wordt belast in box 1, net zoals het loon en de winst uit eigen onderneming. Het huis in Maastricht is een tweede huis dat wel in box 3 wordt belast. Verhuurd Jan Peter het huis dan dient men de waarde in het economische verkeer te nemen (€ 100 000), staat het huis leeg dan wordt er gerekend met de WOZ-waarde (€ 150 000). Aannemende dat het huis leeg staat, dan kan men de volgende berekening maken.

Op 1 januari had Jan Peter € 6000 (spaarrekening) + € 150 000 (huis) = € 156 000. Op 31 december heeft Jan Peter € 6000 (spaarrekening) + € 150 000 (huis) + € 4000 (aandelen) = € 160 000. Het gemiddelde is € 158 000. Hier gaat het heffingsvrije vermogen af € 158 000 – € 20 661 = € 137 339. Het forfaitaire rendement maakt € 5493, 56 (4% van € 137 339). Het progressieve tarief van 30% maakt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen in 2006 voor Jan Peter, €  1648,07.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here