Gerechtelijke procedures in ontslag op staande voet zaken

0
939
blog placeholder

Een ontslag op staande voet heeft vele negatieve gevolgen voor werknemers, waaronder het directe verlies van zowel het recht op salaris als het recht op ww-uitkering. Zodoende wordt een op staande voet ontslagen werknemer direct brodeloos, hetgeen vooral een probleem is voor diegenen zonder vermogen en zonder de mogelijkheid op korte termijn ander werk te vinden. Daarom zullen veel werknemers die met een ontslag op staande voet te maken krijgen hiertegen opkomen, ofwel omdat ze het onterecht vinden ofwel omdat er geen alternatief is en er niets te verliezen is.

Ontslag op staande voet kan leiden tot diverse gerechtelijke procedures en hoger beroepen waarvan de uitkomst in sommige zaken moeilijk voorspelbaar is. Hoewel in de praktijk vaak eerst een voorlopige voorziening in kort geding gevraagd wordt die niet veel tijd vergt, kan de hierop volgende bodemprocedure lang duren. Inclusief mogelijk hoger beroep kan dit oplopen tot meerdere jaren van onzekerheid, bestede tijd en hoge te betalen juridische kosten.

Teneinde gerechtelijke procedures zoveel mogelijk te vermijden proberen partijen of hun juristen daarom vaak een minnelijke regeling te bereiken. In het onverhoopte geval dat dit niet mogelijk blijkt – hetgeen met name voorkomt in ‘zwart-wit-zaken’ waarin de werknemer het feitelijk voorvallen van een verweten ernstige dringende reden betwist, terwijl werkgever stelt dat een en ander wel degelijk is gebeurd – zijn diverse procedures mogelijk:

1.     De werknemer kan een procedure starten bij de kantonrechter waarin loon (zowel achterstallig als toekomstig) gevorderd wordt en eventueel ook toelating tot het werk. Dit is de route die werknemers doorgaans bewandelen die de nietigheid van het ontslag hebben ingeroepen en zich derhalve op het standpunt stellen dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. Dit is ook de meest voorkomende situatie. Vanwege het spoedeisend belang van de werknemer bij loonbetaling heeft deze procedure in eerste instantie vaak plaats in kort geding. Als de rechter het in kort geding waarschijnlijk acht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal hij een voorlopige voorziening toewijzen. Hierbij wordt wel terughoudendheid betracht. Het kort geding wordt, behoudens het geval waarin partijen in de tussentijd alsnog schikken of zich neerleggen bij die voorlopige uitspraak, meestal gevolgd door een meer uitgebreide bodemzaak. Alleen statutair directeurs moeten een afwijkende route bewandelen en dienen zich tot de sector civiel van de rechtbank te wenden.

2.     Een alternatief voor de werknemer is om zich neer te leggen bij de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet en schadevergoeding te vorderen in plaats van nietigheid in te roepen. Deze schadevergoeding kan gebaseerd worden op zogenaamde onregelmatigheid van het ontslag en kennelijke onredelijkheid van het ontslag. De eerste ziet op het niet in acht nemen van de opzegtermijn, waardoor deze claim gelijk kan zijn aan het salaris over de opzegtermijn (fictieve schadevergoeding). De tweede is veelal gebaseerd op het zogenaamde gevolgencriterium. Werknemer stelt zich dan op het standpunt dat de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig zijn in verhouding tot het belang van werkgever hierbij. Deze vordering ziet derhalve op een ontslagvergoeding. Een procedure uit hoofde van schadeplichtigheid kan eveneens bij de kantonrechter aanhangig gemaakt worden, maar gelet op de aard en het belang van zo’n zaak zal deze niet in kort geding plaatshebben en kan deze enkele maanden tot meer dan een jaar duren.

3.     De werkgever die, voor het geval hij na verloop van tijd een procedure onder 1 zou verliezen, de verplichting om in dat geval loon door te betalen wil stoppen kan een zogenaamd voorwaardelijk ontbindingsverzoek indienen. Hiermee wordt een ontbinding door de kantonrechter gevraagd voor het geval op enig moment zou blijken dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.

4.     Hoger beroep is mogelijk in procedures 1 en 2, maar (behoudens een zeldzame uitzondering) niet voor procedure 3. Na hoger beroep bij het Gerechtshof is, als de omstandigheden dit toelaten, cassatie mogelijk bij de Hoge Raad.     

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here