De Roma in Litouwen

0
1540
blog placeholder

Historisch en taalkundig bewijs, alsmede gegevens ontleend aan veldonderzoek, ontkrachten het beeld van de Roma als ontwortelde vreemdelingen ten aanzien van de Litouwse cultuur. Minsten één groep Roma welke zichzelf litóvska romį (of pólska romį in de regio Vilnius) noemt kan als een historische etnische minderheid worden beschouwd welke al sinds de 15e eeuw in Litouwen woont. De Pool Lech Mróz heeft het gebruikt van “Litouwse”, “Poolse”, “Hongaarse” en”Wallachische” Roma ontdekt in historische documenten van het Pools-Litouwse Gemenebest uit de 17e eeuw. Mróz stelt dat historische documenten genoeg bewijs leveren van vroege etnische en sociale differentiatie onder de Roma in Polen en in het Groothertogdom Litouwen. De Russische Roma-deskundige N. Demeter suggereert ook dat het territorium waarover een groep Roma zich verplaatst zelden groter is dan 300 tot 500 vierkante kilometer en alleen uitzonderlijke omstandigheden een vertrek uit de lokale omgeving tot gevolg hebben. Dit verklaard de relatief trage verspreiding van Roma van India naar Europa en de etnische diversiteit van de Roma gemeenschappen door heel Europa. Verspreiding binnen het bekende territorium was een integratie-strategie binnen gemeenschappen welke vaak onvriendelijk of zelfs vijandig ten opzichte van de Roma stonden.

Gesprekken met zowel de litóvska als de pólska romį getuigen van een sterke band met het moederland, ofwel het gebied waarover de familie zich heeft verspreid. In de periode tussen de twee wereldoorlogen bereisde men deze gebieden als ware het hun eigen land.

In 2001 verbleven er naar schatting 2.571 Roma in Litouwen. De Roma bevolking in Litouwen bestaat uit drie etnische groepen: de litóvska (litoucka, litovķcka) romį (Litouwse Roma), de lotfķtka romį (Letse Roma) en de kotliįry. De Roma groep die zichzelf pólska romį (Poolse Roma) noemt, woont in de regio Vilnius, maar hun dialect, regels en weten en manier van leven staat toe ze in te delen in de categorie van Roma die elders in Litouwen woont. Litóvska romį en lotfķtka romį zijn katholiek, maar de kotlijry, welke vlak na de tweede wereldoorlog voornamelijk via Moldavië naar Litouwen zijn gekomen zijn orthodox. Er zijn ook een aantal families die zichzelf fliśki (Duitse Roma) noemen, het gaat hier echter om een groep met een verscheidenheid aan etnische afkomst. Er wordt verondersteld dat deze groep de laatste overlevenden zijn van een groep welke voorheen in het grensgebied met Duitsland en Koeninsberg (het huidige Kaliningrad) woonde. Deze groep werd tijdens de tweede wereldoorlog vrijwel volledig uitgeroeid. Er zal echter nog meer onderzoek naar deze periode plaats moeten vinden om dit met zekerheid te kunnen stellen.

Algemeen wordt aangenomen dat de Roma het Groothertogdom van Litouwen via Polen binnen kwamen. Wanneer de eerste Roma precies in Litouwen aankwamen is niet bekend, maar onderzoekers nemen aan dat dit niet later dan in het midden van de 15e eeuw was. Historici zagen als eerste bewijs van de aanwezigheid van Roma in Litouwen een privilege welke op 25 mei 1501 in Vilnius werd verleend door de Poolse koning en Litouwse Groothertog Alexander, waarbij de aanwezigheid van de Roma binnen de Litouwse Staat werd gelegaliseerd en gereguleerd. Problematisch hierbij is dat Alexander op 25 mei 1501 nog geen Koning van Polen was. Men gaat er dan ook vanuit dat dit privilege een vervalsing is. Dit kwam in die tijd overigens veel in West- en Centraal- Europa voor.

Veel onderzoekers benadrukken dat de Roma het algemene vestigingsklimaat in het Groothertogdom Litouwen in vergelijking met andere Europese landen als zeer gunstig beschouwden en deze algemene tolerantie ten aanzien van de Roma, ook vanuit juridisch oogpunt gezien, was het resultaat van een aantal factoren. Het Groothertogdom was van zichzelf een multinationale en multi-culturele samenleving. Het toelaten van één etnische groep meer aan de reeds bestaande verzameling was niet opvallend en was ook geen uitzondering zoals dat in andere, meer homogene landen wel het geval was. Een niet te onderschatten omstandigheid voor de situatie van de Roma in het Groothertogdom Litouwen was de politieke structuur van het Pools-Litouwse Gemenebest. Vanaf de 16e eeuw verwierf de adel meer en meer invloed op het publieke leven in het land. In de loop van de tijd begon deze adel zichzelf te zien als de ware leiders van het land, waarbij niemand ze een strobreed in de weg legde. Van de macht van de centrale overheid was in de praktijk niets merkbaar wat goed uitpakte voor de Roma.

Officieel bestond er een strikte gelijkheid onder de burgerij, ongeacht maatschappelijke status of rijkdom. Deze “democratie van de burgerij” zorgde ervoor dat de leiders van de Roma, mede door de toegekende privileges, vrijwel gelijk waren aan de burgerij zonder land, zeker in de vroege 16e eeuw. De situatie begon na 1557 te veranderen, toen het eerste decreet in Polen werd uitgevaardigd waarmee de Roma buiten de wet kwamen te staan. Het Tweede Litouwse Statuut (1566) maakte een duidelijk verschil tussen gevestigde en rond trekkende Roma. De laatste groep werd indringend verzocht het rondreizende leven op te geven en zich op het land van hun “goede soortgenoten” te vestigen. Er werd gedreigd dat, mocht men hier niet aan meewerken, de groep het land zou worden uitgezet. Deze dubbele politiek ten aanzien van rondreizende en gevestigde Roma, wederom opgenomen in het Derde Litouwse Statuut van 1588, heeft er hoogst waarschijnlijk toe geleid dat de groep Roma opging in de kleine nederzettingen op het land waarbij zij zich in leven hielden met ambachtswerk.

In een poging om effectiever belastingen te kunnen innen en een zekere mate van controle over de Roma-gemeenschappen te verkrijgen introduceerde de Pools-Litouwse staat in de 16e eeuw het instituut van Zigeuner-koning. De eerste twee “koningen” welke door de Koninklijke Kanselarij in 1624 en 1652 werden aangesteld waren hoogstwaarschijnlijk Roma, maar in latere tijden was het ambt nog slechts voorbehouden aan de Poolse en Litouwse adel. In tegenstelling tot de Zigeuner-koning bestond het ambt van zigeuner-oudste, ingesteld door de plaatselijke adel, alleen in Litouwen. Zij waren wel altijd van Roma-afkomst.

Het beleid ten aanzien van de Roma veranderde na het uiteenvallen van het Pools-Litouws Gemenebest in 1795, toen vrijwel het gehele grondgebied van het Groothertog Litouwen over ging naar Rusland. De Roma werden tot tot boeren in dienst van de staat Rusland verklaard, met alle plichten die bij deze klasse hoorde. Ook werden zij verplicht geregistreerd.

In de onafhankelijke Republiek Litouwen (1918-1940) verwierven de meeste Roma het Litouwse staatsburgerschap en kregen zij Litouwse paspoorten als garantie voor hun burgerlijke rechten. Er werden verder geen administratieve maatregelen genomen welke intervenieerden in het dagelijks leven van de Roma.

Gedurende de tweede wereldoorlog waren de Roma één van de bevolkingsgroepen die het meest te lijden hadden van de Nazi-bezetting. Vytautas Toleikis, die onderzoek deed naar de holocaust onder de Roma in Litouwen, schat dat het aantal Roma dat werd vermoord tijdens e bezetting ongeveer 500 moet zijn geweest, wat betekent dat één op iedere drie Roma is vermoord. Na de tweede wereldoorlog begon in Litouwen een partizanen-oorlog. De Roma namen in die jaren geen politieke positie in, in een poging zo ver mogelijk weg te blijven van de vechtende partijen. Het gevolg hiervan was dat sommige , geïsoleerd levende Roma dachten dat de tweede wereldoorlog pas in 1953 eindigde, het jaar waarin de Litouwse partizanen hun verzet tegen de Sovjet-Unie opgaven.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here