De geschiedenis van Barcelona

0
1028
blog placeholder

De geschiedenis van Barcelona begint in de Bronstijd, als zich op de berg de Montjuic een stam genaamd “Laietani” vestigt. Dit was een Kelt-Iberische stam, verwant aan zowel Berbers als Kelten, die leefden van landbouw. Zij werden, zoals veel van hun tijdgenoten, veroverd door de Romeinen, die rond het jaar 0 de nederzetting Barcino stichtten. Hispania Citerior, zoals zij het huidige Catalonië noemden, was vooral een doorgangs-gebied naar het rijke zuiden, Hispania Ulterior. Het belang van de streek was dat de Romeinse weg erdoor heen liep. Dit verklaart ook het tegenwoordige verschil tussen de Catalaanse en de Spaanse taal. Beiden komen voort uit het Latijn, maar het Catalaans ontstond uit het platte Latijn van de soldaten en werd vermengd met de Kelt-Iberische talen van het volk. Het Spaans, of Castellaans, komt daarentegen voort uit het chique Latijn, dat gesproken werd door de hogere kringen. Barcino was dan ook niet meer dan een kleine versterkte stad, meer een militair en bestuurlijk centrum dan een stad om in te wonen. Tegen de tijd dat Barcino eindelijk een beetje begon te groeien, kreeg ze een terugval als gevolg van de ineenstorting van het Romeinse rijk. Hierop grepen de Germaanse stammen hun kans in Europa. Rond het jaar vierhonderd van onze jaartelling overspoelden de Vandalen, de Sueven en de Alanen het voormalige Romeinse grondgebied, gevolgd door een hele horde Gotische veroveraars.

Het Gotische Rijk en de Arabieren

De Goten waren een Germaanse stam, waarvan een deel naar het westen trok en om deze reden ook wel Visigoten worden genoemd. De Gotische koning Athaulf koos Barcino uit om zijn hof te vestigen en hun rijk van daaruit naar het zuiden uit te breiden. Gelukkig waren deze Goten beschaafder dan vele van de andere stammen uit het noorden, en hun cultuur vermengde zich bijna moeiteloos met de sociale structuur van het post-Romeinse Barcelona. Ondanks dat de Goten een andere godsdienst aanhingen, het Arianisme, bleef het door de Romeinen geïntroduceerde katholieke geloof toegestaan. Uiteindelijk bekeerde koning Recaredo I zich tot het katholicisme en vielen alle verschillen tussen de Goten en de oorspronkelijke bewoners weg. Hiermee werd een periode van overvloedige kerkbouw ingeluid, zowel in Barcelona als in de rest van Spanje. Het Gotische rijk verzwakte later door de machtsstrijd tussen het koningshuis en de onafhankelijke adel. Toen de Arabieren in de zevende eeuw arriveerden, konden ze Catalonië, evenals eerder Andalusië, gemakkelijk veroveren. In tegenstelling tot Zuid Spanje, verloren de Arabieren Catalonië honderd jaar later alweer aan het Frankische koningshuis, die het noorden van Spanje aan het Heilige Roomse Rijk toevoegden.

Catalonië

Onder de Frankische koning, bestonden er veel onafhankelijke gebieden rond Barcelona. De rond het midden van de negende eeuw geboren Guifré el Pelos, Wilfried de Harige, wist Catalonië echter tot een geheel te smeden. Omdat hij vervolgens naar Barcelona verhuisde, werd het kleine stadje automatisch de hoofdstad van het graafschap Catalonië. Uit deze Romaanse periode, de tiende en de elfde eeuw, zijn in Barcelona zelf maar weinig gebouwen overgebleven, een uitzondering is de oudste kerk van Barcelona, de Sant Pau del Camp. Het gebied werd mede dankzij een hecht feodaal systeem een machtig en legendarisch graafschap, onafhankelijk van zowel de Spaanse als de Franse buren.

Hoewel ook hier de adel de gewoonte had om de boeren uit te persen, ontstond rond het jaar 1100 het eerste geschreven wetboek in Europa, de Usatges, dat “gebruiken” betekent. Hiermee ontstond een verantwoorde vorm van feodalisme, die later de weg zou effenen voor het kapitalisme.

In de dertiende eeuw werd Catalonië een echt imperium, nadat Jaume I de Arabieren ook van de Middellandse Zee-eilanden verdreven had, waardoor de Catalanen de handel in dit hele gebied in handen kregen. Zij hadden consulaten en handelsagenten in meer dan honderd steden, zoals Venetië, Athene, Beiroet en Tunis en dreven richting het noorden handel met Vlaanderen. Uiteraard bracht dit een de nodige welvaart. Daarbij was de graaf-koning van Catalonië, in tegenstelling tot veel van zijn toenmalige collega´s in Europa, geen absoluut heerser. Het volk genoot van een voor die tijd ongekend democratisch systeem, en ondertussen breidde de Catalaanse taal zich uit tot in de locale wetenschap en literatuur. Jaume I begon een enorm bouwproject van nieuwe stadsmuren, die een gebied omsloten dat maar liefst twintig maal zo groot was, de huidige Barri Gótic. Gaandeweg groeide Barcelona uit tot een van de belangrijkste steden van het Noordelijke Middellandse Zee gebied, naast Genua en Venetië. Halverwege de veertiende eeuw ging het wat minder door mislukte tarwe-oogsten en de pest, maar toch werd er in de tweede helft van de veertiende eeuw veel gebouwd. Gebouwen uit deze tijd zijn de stadsmuren, het stadhuis, de Saló de Tinell aan de Plaça del Rei, de kathedraal en de Santa Maria’s del Pi en del Mar. Ze zijn gebouwd in de typische Catalaanse gotiek, zwaarder en strenger dan de Franse. 

Deel van Spanje

De rijke periode van het onafhankelijke Catalonië liep inmiddels te einde. Aan het begin van de vijftiende eeuw stierf Martí I de Oude zonder een wettige erfgenaam. Er kwam vervolgens een Castiliaan op de troon, met als gevolg een periode van opstanden en conflicten. Door het huwelijk tussen Ferdinand I van Aragón, de oprichter van de beruchte Inquisitie, en Isabella van Castilië kwam Catalonië definitief onder Castiliaanse heerschappij. De Castiliaanse vorsten hadden het druk met hun uitbreidende Spaanse rijk, want inmiddels waren de ontdekkingsreizen en de verovering van Latijns Amerika begonnen. De zestiende en zeventiende eeuw stonden daardoor voor Barcelona in het teken van verlies van onafhankelijkheid en een terugval van de welvaart en trotse locale cultuur. Het gebied werd rechtstreeks vanuit Madrid bestuurd, de universiteiten van Barcelona werden gesloten en het Catalaans als openbare taal verboden. Veel belasting werd rechtstreeks gestopt in de bouw van de Cuitadella, het gehate symbool van het Castiliaans gezag, ontworpen door de Nederlandse ingenieur Verboom.

De moderne tijd

Hoewel de stad, als onderdeel van het Spaanse rijk, in de achttiende eeuw een graantje mee kon pikken van de koloniale handel, kwam de “wedergeboorte” van Barcelona pas rond het begin van de negentiende eeuw. Met de opkomst van de industrialisatie werd de stad weer belangrijk als politiek, economisch en cultureel centrum en begon opnieuw te groeien. Barcelona zat echter nog steeds ingeklemd tussen de muren en tachtig procent van de bouwactiviteiten bestond uit het bouwen van krotten op bestaande gebouwen. Het werkvolk voor de opkomende industrialisatie zat zo opeengepakt, dat de levens-omstandigheden vaak nog slechter waren dan die in Londen en Parijs. Rond het jaar 1900 werd eindelijk een groot deel van de stadsmuren gesloopt en werd de stadsuitbreiding gerealiseerd in de vorm van de Eixample, ontworpen door Ildefons Cerda. Dit zorgde ervoor dat Barcelona met de omliggende dorpen werd verbonden en verder kon groeien, en dat de arbeiders fatsoenlijk gehuisvest konden worden. Omdat de rest van het conservatieve en traditionele Spanje neerkeek op moderne activiteiten als handel en industrie, werd Barcelona de enige Spaanse stad waar de Industriële Revolutie een voet aan de grond kreeg. De eeuwwisseling was ook in cultureel opzicht een bloeiende periode voor de stad. In 1888 presenteerde Barcelona zich aan Europa door middel van de Wereldtentoonstelling. Het eerste symbool van het nieuwe Barcelona was het beeld van Columbus, aangezien de Catalanen er destijds van overtuigd waren dat Columbus een Catalaan was. Hij kwam echter uit Genua, en heeft in Barcelona slechts van zijn eerste reis uitgerust. De nieuwe architectuur, de Catalaanse art noveau, diende zich aan in de vorm van de overkapping van twee openlucht-markten, de Mercat del Born en de Mercat Sant Antoni, en tal van fantastische gebouwen van Antoni Gaudí. Het Catalaanse modernisme was minder stads en werelds dan de Franse Art nouveau door de vele politieke, traditionele en historische verwijzingen.

Door het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog in 1936 kwam er een einde aan de groei- en bloeiperiode van Barcelona. De stad werd meerdere keren gebombardeerd en in 1939 veroverd door dictator Francisco Franco, die bijna veertig jaar Spanje in een ijzeren greep zou houden. Aan de autonomie en eigen Catalaanse cultuur kwam een einde en Franco gebruikte de stad als een grote fabriek. In de jaren zestig ging het economisch wat beter, vooral door de opkomst van het toerisme uit Noord Europa, dat neerstreek in de Catalaanse vissersdorpen rond Barcelona.

Toen Franco in 1975 overleed, kwam er een einde aan de onderdrukking en isolatie van Spanje. Het werd opnieuw een koninkrijk, waarin Barcelona weer de kans kreeg om zich vrij te kunnen ontwikkelen en zich te uiten in de Catalaanse taal en cultuur.

De jaren tachtig brachten een gestage herstelperiode en Barcelona organiseerde de Olympische Zomerspelen in 1992, wat de aanleiding vormde voor een ingrijpende transformatie van de stad.

Het metronetwerk werd gemoderniseerd, de ringwegen aangelegd, het vliegveld uitgebreid en een groot deel van het centrum opgeknapt met nieuwe, grote bouwprojecten en het herstellen van historische gebouwen, waaronder een aantal van Antoni Gaudí. Tegenwoordig is Barcelona een

veelzijdige en bruisende moderne stad met een internationaal en Mediterraan karakter.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here