Wat is de Renaissance

0
2932
blog placeholder

Met de Renaissance, dat letterlijk “wedergeboorte” betekent, wordt een periode in de Europese geschiedenis aangeduid die de vijftiende en de zestiende eeuw bestrijkt. De Renaissance begon in de veertiende eeuw in Florence, in Italië, en verspreidde zich vervolgens over de rest van Europa. De mensen uit die tijd maakten zelf een indeling in de West Europese geschiedenis. De klassieke Oudheid, de Middeleeuwen die zij als een periode van verval zagen en hun eigen Renaissance, de wedergeboorte van de klassieke Oudheid. Zij keken erg neer op de vrome Middeleeuwers, die ze verweten dat ze hadden gebroken met de antieke beschaving van de Grieken. Hoewel de historici van tegenwoordig daar wat anders tegen aan kijken, wordt de geschiedenis van Europa nog steeds in drieën verdeeld. Ook de term Renaissance is niet verdwenen en wordt nog gebruikt voor de overgangstijd van de Middeleeuwen naar de Nieuwe Tijd. In de beeldende kunst en de literatuur is Renaissance ook de benaming voor de kunststroming die volgde op de Gotiek.

De Renaissance was over het algemeen zowel een voortzetting, als een breuk met de Middeleeuwen. Wel is het zo dat er in Florence, en later ook in andere Italiaanse steden, een heel andere kijk op het leven ontstond, die niet meer was gericht op God en het leven na de dood, maar op de mens zelf. De Renaissance was een stedelijke beweging met een wereldse en realistische kijk op het leven, waarin ook het individualisme toenam.

De ontwikkeling van de Renaissance

De schilder Giotto di Bondone, die van 1266 tot 1337 leefde in Florence, wordt gezien als het begin van de Renaissance. Hij maakte fresco’s die de illusie van ruimte schiepen, iets dat al eeuwenlang niet meer vertoond was. Door middel van perspectief zijn zijn fresco’s veel realistischer dan de tot dan toe gebruikte Middeleeuwse symbolische plaatjes, die hoofdzakelijk bedoeld waren als Bijbel voor de vele mensen die niet konden lezen. Giotto werd er ook persoonlijk beroemd mee, iets dat in de Middeleeuwen ondenkbaar was. Kunstenaars waren ambachtslieden, die hun dagelijkse werk anoniem en in dienst van God uitvoerden. In de veertiende eeuw bleef de Renaissance beperkt tot Italië, maar vanaf de vijftiende eeuw breidde de beweging zich langzaam uit over heel West-Europa. Daarna werd de Renaissance geëxporteerd naar de koloniën in Noord-en Zuid-Amerika, zodat uiteindelijk de hele Westerse wereld werd beïnvloed.

Het is niet zo vreemd dat de Renaissance in Italië ontstond. Terwijl heel Europa in de late Middeleeuwen geteisterd werd door een economische depressie, het gevolg van een enorme pest-epidemie, concentreerde de handel zich rond de Middellandse Zee. De Italiaanse steden speelden hierin een belangrijke rol en zij werden de grootste en meest welvarende steden van Europa. De Renaissance werd mogelijk gemaakt door economische welstand. Dankzij die rijkdom konden de steden de kunst en de wetenschap steunen, waardoor deze onafhankelijk werden van de Rooms Katholieke Kerk, die tot dan toe deze zaken had gefinancierd en gecontroleerd. Beoefening van de wetenschap zonder inmenging van de paus leidde dan ook tot totaal andere ontdekkingen. Door de economische vooruitgang was het ook technisch mogelijk om realistische schilderijen te laten maken, want die zijn veel tijdrovender en daardoor kostbaarder dan de eenvoudige Middeleeuwse afbeeldingen. Aanvankelijk werden nog vooral religieuze en klassieke thema’s afgebeeld, maar gaandeweg ging men ook meer alledaagse taferelen schilderen, vooral in de Lage Landen. Ook werden er veel portretten geschilderd van gewone, weliswaar rijke, burgers.

De kunsten in de Renaissance

Samen met de denkbeelden over God en de mens, onderging de beeldende kunst grote veranderingen, en werd eveneens realistischer. Daarbij is er een interessant verschil tussen het Noorden en het Zuiden. Ten zuiden van de Alpen schilderde men in navolging van Giotto in perspectief, dit wordt ook wel “mathematisch correct” genoemd. In het Noorden legde men zich toe op het gedetailleerde naschilderen, waardoor de schilderijen eveneens veel realistischer werden. Maar vooral in Italië bloeiden de kunsten op, werden technieken verbeterd en werden er veel artistieke hoogtepunten gemaakt. Bekende kunstschilders en beeldhouwers uit de Renaissance waren Botticelli, Titiaan, Pieter Bruegel de Oude en natuurlijk Leonardo da Vinci en Michelangelo. Uiteraard werd ook de architectuur beïnvloed door de Renaissance. Omdat men er heilig in geloofde dat er een nieuwe, betere tijd aan was gebroken, moesten de bestaande gebouwen plaats maken voor nieuwbouw. Deze nieuwe gebouwen zijn duidelijk geïnspireerd op de klassieke Oudheid. De verhandelingen van de Romeinse architect Vitruvius werden druk bestudeerd, evenals nog bestaande antieke gebouwen. Voorbeelden van bouwwerken uit de Renaissance zijn tal van Italiaanse paleizen, zoals in Florence en Venetië, de koepel van de kathedraal van Florence en die van de Sint-Pieter in Rome.

De ontwikkeling van de wetenschap in de Renaissance

In de Middeleeuwen was de wetenschap uitsluitend gebaseerd op een klein aantal boeken, zoals de Bijbel en een paar Griekse en Romeinse schrijvers als Plato, Aristoteles en Galenus. Middeleeuwse geleerden gaven commentaar op deze boeken en probeerden de wijsheden erin toe te passen op actuele situaties. Door de Renaissance kwam er echter meer nadruk te liggen op de menselijkheid, of “humanitas” zoals in de klassieke Romeinse cultuur gebruikelijk was. Letterkundigen uit de Renaissance werden daardoor aangeduid als “humanisten”. Een belangrijke grondlegger van het humanisme was Giovanni Pico della Mirandola. De humanisten waren de eersten die zich verzetten tegen de beperkte keus aan wetenschappelijke werken. Zij bestudeerden deze klassieke werken wel, maar wezen onder andere op vertaalfouten vanuit het Grieks of het Hebreeuws. Daarnaast vonden zij dat ook modernere schrijvers en geleerden het onderzoeken waard waren. Maar het bleef niet bij boekenwijsheid alleen. De medische wetenschap begon in lijken te snijden. Dit was iets dat de Kerk voorheen had verboden, maar het kwam wel de kennis van de anatomie ten goede. Copernicus, een Poolse astronoom, publiceerde zijn boek “Over de omwentelingen der hemellichamen” in 1543. Hierin opperde hij dat de aarde en de planeten om de zon draaiden. Dankzij Galilei’s telescoop kwam men meer over de hemel te weten. En op aarde maakten cartografen landkaarten die hier en daar nauwkeuriger waren dan die uit de Oudheid en die daarnaast ook het werelddeel Amerika toonden.

Heel langzaam besefte men men dat de kennis uit de Oudheid aan het voorbij streven was. Dit stimuleerde het zelfvertrouwen en het zelfbewustzijn van de geleerden. In plaats van het slaafs volgen van de waarheden van de antieke Oudheid, ging men deze steeds meer in twijfel trekken en toetsen. Dit had weer tot gevolg dat aan het eind van de zestiende eeuw de wetenschappers steeds minder terugkeken naar hun klassieke voorgangers. In plaats daarvan werd hun eigen onderzoek de sleutel tot kennis, waarmee de moderne wetenschap was geboren.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here