Kwasi en Kwame

0
2828
kwasi en kwame

Kwasi en Kwame waren twee Afrikaanse prinsjes met een bizar levensverhaal dat echt is gebeurd.

In 1837 belandden zij vanuit hun rijke, maar primitieve Afrikaanse omgeving in de Hollandse stad Delft waar ze mijnbouw gingen studeren.

De geschiedenis van Kwasi en Kwame

Kwasi en Kwame waren Ashanti, een volk aan de Afrikaanse westkust bij Ghana waar zaken als mensenoffers in hun tijd nog de gewoonste zaak van de wereld waren. Kwame was de zoon van de koning en zijn troonopvolger en Kwasi was zijn neefje, maar hoe kwamen deze prinsjes in Nederland terecht?

De Hollanders hadden een fort aan de kust waar jaarlijks duizenden slaven van de plaatselijke heersers werden gekocht. Dat was voor beide partijen een lucratieve handel, de plaatselijke koningen verdienden grof geld aan de verkoop van hun krijgsgevangenen en de Hollanders verkochten de slaven door aan landen die ze nodig hadden. Toen de slavernij door de Britten werd afgeschaft verzonnen de Hollanders een nieuwe constructie om deze goudmijn voort te kunnen blijven zetten. De krijgsgevangenen van de Afrikaanse koningen werden nu gerekruteerd voor het Nederlandse Oost-Indisch Leger. De Ashanti-koning beloofde om elk jaar duizend soldaten te leveren in ruil voor vuurwapens. Als bevestiging van deze deal gaf de koning zijn zoon en zijn neefje mee aan een afgezant van koning Willem I. Dat was een hele slimme zet, want door een opvoeding en opleiding in Europa konden de twee prinsjes nuttige kennis op gaan doen die in het Ashanti-rijk natuurlijk niet voor handen was.

Eenmaal in Delft kwamen ze op een kostschool aan de Oude Delft, waar ze een degelijke Hollandse opvoeding kregen. De twee prinsjes waren bijzonder intelligent, ze leerden snel Nederlands en wisten ook in andere schoolvakken hun achterstand razendsnel in te halen. Ondertussen werd aan de Oude Delft de Koninklijke Academie opgericht, dat was de voorloper van de huidige Technische Universiteit van Delft. Een gelukkige samenloop van omstandigheden, want het grondgebied van de Ashanti is zeer rijk aan grondstoffen. Kwasi en Kwame zouden dus heel veel kunnen hebben aan een studie mijnbouwkunde.

Toen Kwasi 16 jaar was geworden, meldde hij zich bij de Academie aan en Kwame volgde een jaar later. Aan de ene kant leidden zij een voor die tijd heel modern leven, dat niet alleen voor hun landgenoten maar zelfs voor Nederlandse begrippen niet voor iedereen was weggelegd. Door hun vrienden in de Delftse studentenwereld werden ze wel geaccepteerd, maar voor veel andere mensen waren ze vooral een bezienswaardigheid. Je moet je indenken dat maar heel weinig mensen in die tijd mensen met een donkere huidkleur hadden gezien. En als ze die al zagen, dan waren het geen Delftse studentjes maar “mensetende wilden” die in het circus tentoongesteld werden. Maar Kwasi en Kwame waren ontwikkelde studenten, die ook wel eens te gast waren bij het koningshuis in Den Haag. Voor de adel waren zij de verpersoonlijking van het negentiende-eeuwse romantische ideaal van de “edele wilde”. De jongens waren zich ook heel goed bewust van hoe anders de mensen op hun uiterlijk reageerden en meestal was dat niet echt positief.

Naarmate ze ouder werden, werd het verschil in karakter en aanleg tussen de twee neven steeds duidelijker. Kwame was artistiek begaafd en probeerde zo goed en zo kwaad als het ging in de nieuwe omgeving vast te houden aan zijn Afrikaanse roots. Hij had veel meer moeite om zich thuis te voelen in de burgerlijke Hollandse cultuur dan zijn neef. Kwasi was een analytisch denkende intellectueel die zich juist graag aanpaste aan de nieuwe omstandigheden. Het liefst was hij een “echte Hollander” geworden. Deze onderlinge verschillen deed Kwasi en Kwame uiteindelijk steeds verder van elkaar vervreemden. Kwame stopte met zijn studie om terug te gaan naar Afrika. Hij zou er zijn vader als koning gaan opvolgen, maar eenmaal daar bleek dat er al iemand ander op punt staat om de troon te bestijgen. Kwame was niet meer welkom bij zijn eigen volk en pleegde zelfmoord.

Kwasi maakte wel zijn studie mijnbouwkunde af en ging als mijnbouwingenieur niet terug naar Afrika maar naar Nederlands Indië. Hoewel hij zich veel beter kon aanpassen aan de Hollandse cultuur dan zijn neef, heeft hij van buitenaf last gehad van zijn afkomst. Aan het einde van zijn leven kwam aan het licht dat zijn loopbaan al die tijd geblokkeerd werd door de minister van Koloniën, die een neger niet geschikt achtte voor het werk als mijnbouwkundige.

De zwarte met het witte hart

Dit is de titel van de historische roman die Arthur Japin heeft geschreven over het levensverhaal van Kwasi en Kwame. De schrijver ontdekte het historische, maar tot dan toe onbekende verhaal van de twee prinsjes in 1987. Vervolgens heeft hij 10 jaar uitgebreid onderzoek gedaan in binnen- en buitenland, mede mogelijk gemaakt door een beurs. Het is een prachtig maar triest verhaal geworden waardoor je je levendig voor kunt stellen hoe de twee prinsen alles hebben beleefd. Ook wordt het verschil tussen de ruwe Afrikaanse cultuur van die tijd en de kille Hollandse burgerij die zich daaraan superieur voelde duidelijk beschreven. Het boek is zowel in Nederland als daarbuiten heel populair, het heeft al 40 herdrukken en is vertaald in tal van Europese talen. Daarnaast is het verhaal ook een inspiratiebron voor theater en -dansvoorstellingen.

Japin heeft onlangs het Engelstalige libretto van de opera “Kwasi & Kwame – de zwarte met het witte hart” geschreven. Deze opera wordt uitgevoerd door het Onafhankelijk Toneel in samenwerking met Domestica Rotterdam.

Dankzij het boek, theatervoorstellingen en de opera zal het levensverhaal van de twee prinsen niet vergeten worden. Kwasi en Kwame en hun fascinerende belevenissen blijven voortleven omdat er in hun verhaal thema’s zitten, die blijkbaar voor ons nog steeds actueel zijn.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here