Na de innesteling groeit het klompje cellen uit tot een embryo.
Om te groeien heeft het embryo zuurstof en voedingsstoffen nodig.
In het begin is het embryo nog klein.
Het embryo kan genoeg voedingsstoffen opnemen uit het dikke slijmvlies van de baarmoeder.
Dit slijmvlies zorgt de eerste weken voor de voeding van het embryo.
Placenta
Na een paar weken is het embryo groter geworden.
Het embryo heeft een hart en bloedvaten gekregen.
De placenta ontstaat een tijdje na de innesteling.
Dat is een speciaal deel van de baarmoederwand.
Via de placenta krijgt het embryo voedingsstoffen en zuurstof van de moeder en gaan afvalstoffen van het embryo naar de moeder.
Navelstreng
De navelstreng is een verbinding tussen het embryo en de placenta.
Via de navelstreng stromen voedingsstoffen en zuurstof naar het embryo toe.
Afvalstoffen zoals koolstofdioxide van het embryo gaat via de navelstreng naar de placenta.
Vruchtvliezen en vruchtwater
Een embryo word ook wel foetus genoemd.
Vruchtvliezen liggen om het embryo heen.
Binnen de vruchtvliezen bevindt zich het vruchtwater.
Het embryo drijft in het vruchtwater.
Het embryo wordt zo beschermd tegen stoten en tegen uitdroging.
En ook tegen wisseling van temperatuur.
Bovendien kan het embryo zich in het vruchtwater gemakkelijk bewegen.
Vruchtwaterpunctie
Ook in het vruchtwater kunnen afwijkingen worden opgespoord.
bij een vruchtwaterpunctie word met een naald een beetje vruchtwater opgezogen.
In dit vruchtwater zitten cellen van het embryo.
Een dokter onderzoekt de chromosomen in deze cellen.
Prenataal onderzoek
Een embryo in de baarmoeder kan soms afwijkingen hebben.
Een dokter kan dat onderzoeken.
Het onderzoek bij een embryo in de baarmoeder wordt prenataal onderzoek genoemd.
Vlokkentest
Uit het placenta wordt een klein stukje weefsel weggehaald.
Een dokter onderzoekt dit weefsel , het DNA en de chromosomen.
Hij kan dan afwijkingen bij het embryo opsporen.